Op een mooie winterdag zet je docent de van der Graaf-generator klaar.
Nadat jij er aan mag staan gaan je haren overeind staan. Dit komt omdat alle haren nu een
(gelijke/ongelijke) lading hebben.
Op het moment dat een klasgenoot je een spiegel aan wil geven krijg je een schok. Dit is de ontlading. Nu stromen er even
tussen jouw en je klasgenoot.
In een schakeling meet je op drie plaatsen de stroomsterkte. Je vindt de volgende waardes: 0,1 A, 0,3 A en 0,4A.
Wat kun je zeggen over de
totale stroomsterkte die de bron moet leveren?
a - Die kan niet groter zijn dan 0,4 A.
b - Die kan maximaal 0,8 A zijn
c - Die moet minstens 0,4 A zijn.
d - Die moet 0,1A, 0,3A of 0,4A zijn.
Het juiste antwoord is
.
In de huisinstallatie werken alle appartaten op een spanning van 230 V. Jouw bureaulamp gebruikt een stroom van 0,3 A. Na een snelle berekening weet jij dat het vermogen van de lamp
W is.
In diezelfde huisinstallatie gebruikt men verschillende kleuren draad. De fase(de gevaarlijkste) heeft de kleur
. De zogenoemde 'schakeldraad' heeft de kleur
.
De onderstaande schakeling moet jij de vervangingsweerstand(totale weerstand) bepalen. Deze is
Ω. (Afronden op een geheel getal)
In de afbeelding hieronder staan in een schakeling 5 meters opgenomen. De meters zijn genummerd. Meter I-1 geeft 0,2 A aan. Meter I-3 geeft 0,5 A. aan. Meter I-5 geeft 1,3 A. aan.
dan geeft meter I-2 een waarde van
A. en meter I-4
A aan.
In het onderstaande schema staan drie weerstanden getekend. De vervangingsweerstand van deze weerstanden is
Ω.
Het (ouderwetse) voorlampje van je fiets heeft een vermogen van 3 W. de stroom die naar je lamp loopt is 0,5 A. De spanning blijkt dus
V te zijn.
Je bent in de winter -na schooltijd- met een klasgenoot mee naar huis gegaan en moet daarna nog 30 minuten fietsen naar huis. De hele weg brand je voorlamp zoals het hoort. De hoeveelheid energie die de lamp heeft omgezet is
J.
Als gezellige oefening reken je het energiegebruik ook eens uit in die andere eenheid (kWh). Dit blijkt dan uit te komen op
kWh.
Bij jullie thuis staat dat elektrische kacheltje lustig in de schuur te snorren op de stand 1800 W. Nadat je bent geroepen voor de koffie ben je vergeten terug te gaan om het kacheltje uit te zetten. De volgende morgen, 11 uur later, kom je daar achter en zet de kachel met het schaamrood op je kaken uit. Je besluit eens uit te rekenen wat dit heeft gekost. Omdat het energiebedrijf de kosten afrekent in kWh gebruik jij die eenheid ook. Je komt er achter dat deze verwarmende actie wel
kWh aan energie heeft gekost. Je huisgenoten schreeuwen 'moord en brand' vanwege de grote verspilling.
Het Energiebedrijf laat ons € 0,25 betalen voor iedere kWh die we afnemen. Deze onachtzaamheid heeft je dus €
gekost.
Je kent de formule waarmee je de weerstand kunt berekenen wanneer je de doorsnede van het draad kent, de soortelijke weerstand en de lengte.
Hoe ziet die formule er uit wanneer je de grootte van de
doorsnede moet berekenen. (zie figuur rechts) Dat is formule
(a/b/c/d)
Je koopt een rol koperdraad omdat je zelf eens een spoel wil gaan maken van koperdraad.
De doorsnede van de draad is 0,2 mm
2. De lengte van de draad is 400 m terwijl de soortelijke weerstand van koper 0,017 Ω mm
2/ m is.
De totale weerstand moet (volgens berekening) dus
Ω zijn.