Overdag valt een brede baan zonlicht je kamer binnen. Jouw behang heeft de kleuren oranje, wit en blauw. Ze ziet deze kleuren helder. In de avond valt er alleen het oranje licht van de straatlantaarn naar binnen.
Uit jouw behang zie jij het oranje gedeelte als (blauw/geel/oranje/violet/wit/ zwart). Het witte gedeelte zie je als (blauw/geel/oranje/violet/wit/ zwart) en het blauwe gedeelte als (blauw/geel/oranje/violet/wit/ zwart).
Het behang kaatst het licht (spiegelend/diffuus) terug.
De spiegelwet is: hoek van inval = hoek van .

Als een licht op een lens valt heb je twee lichtstralen waarvan je kunt voorspellen hoe deze door de lens gaan vallen. In de onderstaande tekening zie je een aantal lichtstralen getekend.

Lichtstraal nummer gaat achter de lens door het brandpunt.
Lichtstraal nummer zal niet afbuigen (en gaat dus rechtdoor)

In de zomer moet je je huid beschermen tegen -straling.
De andere soort lichtstraling die je niet kunt zien is -straling.

Zie de onderstaande tekening van een aantal lenzen.
Geef aan of de beweringen waar of niet waar zijn.


Lens A is een positieve lens (waar/niet waar)
Lens B is een positieve lens (waar/niet waar)
Lens C is een positieve lens (waar/niet waar)
Lens D is een positieve lens (waar/niet waar)
Lens E is een positieve lens (waar/niet waar)
Lens F is een positieve lens (waar/niet waar)
Lens G is een positieve lens (waar/niet waar)