<=
H 4 par 3 Het weer - Wolken-neerslag
Vul de onderstaande berekening steeds aan met de juiste gegevens
Vul al de gaten en klik daarna op de controlebutton.
Faseovergangen
Als het natte wasgoed aan de waslijn droogt hebben we te maken met de faseovergang
.
Na een koude nacht in de winter is de waterdamp in de lucht omgezet in een laagje ijs op de takken van bomen. We hebben dan met de faseovergang
te maken.
Regelmatig moeten we de vissenkom bijvullen met water. hier hebben we met de faseovergang
te maken gehad.
Als er mist ontstaat aan het begin van een herfstavond hebben we te maken met de faseovergang
.
Nadat we de kaars hebben aangestoken zien we na een paar minuten vloeibaar kaarsvet. Dit is de faseovergang
.
Na verloop van tijd loopt het kaarsvet langs de kaars na beneden en wordt dan hard. Dit is de faseovergang
.
Op straat is een klein plasje water bevroren. Het blijft vriezen maar het 'plasje' ijs wordt steeds kleiner. Hier hebben we te maken met de faseovergang
.
Joep zit vlak bij het raam en kijkt naar buiten. De waterdamp in zijn adem vormt druppeltjes op het koude raam. Hier gaat het om de faseovergang
.
Als het zomers 25
o
C is dan voelt dit soms heel benauwd aan. Op dat moment zit er
(VEEL/WEINIG) waterdamp in de lucht. de luchtvochtigheid is op dat moment
(HOOG/LAAG).
Als de lucht 12 g waterdamp per m
3
bevat, terwijl de lucht op dat moment maximaal 30 g per m
3
kan bevatten is de relatieve luchtvochtigheid 40 %
Op dat moment is 40% van de ruimte tussen de deeltjes bezet door waterdamp. (er kan dus nog 60% bij)
In de zomer verdampt er op een warme dag veel water uit de zee, de meren en rivieren. Dit water stijgt met de lucht als waterdamp op naar grotere hoogte. Hoe hoger het komt hoe kouder de lucht wordt en op een bepaalde hoogte gaat de waterdamp condenseren vanaf dit punt en hoger zien we een wolk (met kleine druppeltjes water). de relatieve luchtvochtigheid is aan de onderkant van de wolk
[?]
%
Om zes uur 's middags is de relatieve luchtvochtigheid 60% . Op dat moment zit er 10,2 g water in iedere m
3
lucht.
De temperatuur van de lucht is op dat moment
o
C (Afronden op helen).
De temperatuur gaat dalen die avond en nacht. Om Tien uur is het nog 15
o
C. De temperatuur gaat verder dalen.
Bij de temperatuur van
o
C is de relatieve vochtigheid maximaal en ontstaat er dauw op het gras.
In de wolk is het zo koud dat er ook ijskristallen ontstaan. In een wolk bewegen de koude kleine waterdruppels en ijskristallen heen en weer en botsen tegen andere aan en vormen zo een grotere druppel of ijskristal net zo lang tot deze zo zwaar zijn dat ze door de
kracht naar beneden vallen. Zo ontstaat er neerslag.
Controle
Hint
OK
<=